doechenen

afbreking: doe·che·nen [ ? ]
vervoeging: doe·chen·de, ge·doe·chend  
herkomst: Jiddisj [ ? ]

  uitspreken van de priesterzegen door de kohaniem (koheen) in de synagoge [ ? ]

© SHJ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands, 2010-