golem

afbreking: go·lem [ ? ]
  [uitspraak: ğolem] [ ? ]
lidwoord: de  
meervoud: go·lems
[uitspraak: ğolems]
 
herkomst: Hebreeuws [ ? ]

 
  1. (in joodse folklore) wezen in de vorm van een mens dat tot leven gewekt kan worden door een kabbalistische spreuk met de Godsnaam, in het bijzonder het wezen dat gecreëerd zou zijn door Jehoeda Löw ben Betsalel;
  2. sukkel
[ ? ]

© SHJ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands, 2010-