Peor

Peor (1)

afbreking: Pe·or [ ? ]
  [uitspraak: Pəor] [ ? ]
herkomst: Hebreeuws (transcriptieversie) [ ? ]

 
  1. berg ten oosten van de Jordaan met uitzicht over de Jesimon (Num. 23:28);
  2. god van de berg Peor-1; andere naam: Baäl-Peor-1 (Num. 25:18, 25:18, 31:16, Joz. 22:17)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie): Peor(2) [ ? ]
zie ook: Baäl Peor  

Peor (2)

afbreking: Pe·or [ ? ]
herkomst: Hebreeuws-Nederlands (gangbare versie) [ ? ]

 
  1. berg ten oosten van de Jordaan met uitzicht over de Jesimon (Num. 23:28);
  2. god van de berg Peor-1; andere naam: Baäl-Peor-1 (Num. 25:18, 25:18, 31:16, Joz. 22:17)
[ ? ]

verwant: Hebreeuws (transcriptieversie): Peor [ ? ]
zie ook: Baäl-Peor, Baäl van de Peor  

© SHJ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands, 2010-