rabbijns
afbreking:
rab·b
ij
ns
[
?
]
vorm op -e:
rab·b
ij
n·se
herkomst:
Hebreeuws-Nederlands
[
?
]
van de
rabbijn
en, horend tot de (traditie van) de
rabbijn
en
[
?
]
©
SHJ
Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands, 2010-